Wie draagt de kosten van de nutsvoorzieningen (water, gas, elektriciteit)?
Dit vereist duidelijke afspraken die worden vastgelegd in de huurovereenkomst. Er zijn meerdere opties.
Ten eerste kan de huurovereenkomst bepalen dat de huurder zelf zal instaan voor het afsluiten van een overeenkomst met een energieleverancier, met de watermaatschappij, etc. (en het betalen voor deze diensten).
Wanneer dit echter niet wenselijk of mogelijk zou zijn (bv. in appartementsblokken), dan zijn er 2 opties om als verhuurder het aandeel van de huurder in de kosten te verrekenen.
Een eerste mogelijkheid is het vastleggen van een forfaitair bedrag in de overeenkomst welke de huurder als bijdrage in de kosten moet betalen aan de verhuurder. Het huurcontract bepaalt in dat geval duidelijk om welk bedrag het gaat en wanneer de huurder dit moet betalen. Het risico voor de verhuurder is uiteraard dat de kosten hoger zouden oplopen dan de forfaitaire bijdragen en je dus als verhuurder ‘verlies’ lijdt.
Een tweede mogelijkheid is het aanrekenen van de werkelijke uitgaven. De verhuurder zal jaarlijks aan de huurder een overzicht overmaken van het werkelijke verbruik en de kostprijs ervan (het is aan de verhuurder om daar het bewijs van te leveren). Het contract kan ook vastleggen welke voorschotten de huurder maandelijks moet betalen en wanneer. Op basis van deze voorschotten zal dan vervolgens bepaald worden of de huurder nog een opleg moet betalen of dat de verhuurder nog een bedrag moet terugstorten.
Als er werd gekozen voor een forfaitaire bijdrage, kan iedere partij aan de Rechter een herziening vragen van het forfaitaire bedrag ofwel vragen dat dit wordt omgezet naar werkelijke kosten en lasten. Voor het beoordelen van een verzoek tot herziening (aanpassen van het forfaitaire bedrag), zal de Rechtbank kijken naar de ontwikkeling van de werkelijke uitgaven. Als de omzetting naar werkelijke kosten en lasten wordt gevraagd, zal de Rechtbank bekijken of dat mogelijk is en bepalen vanaf wanneer de omzetting zal worden toegepast.